USB-poorten bestaan in verschillende smaakjes. De eens zo universele standaard gaat een verwarrende periode door, en wij zetten graag voor jou op een rijtje hoe het nu precies zit. USB staat voor Universal Serial Bus, de standaard zag in 1998 het levenslicht en evolueerde sindsdien verder. Om te begrijpen wat voor USB-poort je aan het bekijken bent, moet je eerst een groot onderscheid maken.
Poort en standaard
USB-poorten hebben twee belangrijke variabelen. De eerste is de gebruikte standaard, de tweede de gebruikte poort. Beiden worden beheerd door een onafhankelijk consortium: het USB Implementers Forum. Sinds 1998 passeerden er vier belangrijke standaarden de revue: USB 1.1, USB 2.0, USB 3.0 en USB 3.1. USB 1.0 heeft ook bestaan, maar werd nooit gecommercialiseerd.
USB 1.1 had een maximale transfersnelheid van 12 Mbps en een maximale stroomoutput van 2,5 Volt aan 500 milliampère. In het jaar 2000 werd USB 2.0 op de wereld losgelaten. Met een maximale transfersnelheid van 480 Mbps betekende de nieuwe standaard een flinke vooruitgang. Ook de elektriciteitsoutput kreeg een update, van 500 mA naar 1,8 A.
In 2008 was het de beurt aan USB 3.0. Die standaard staat garant voor een maximale transfersnelheid van 5 Gbps, terwijl het maximale voltage naar 5 volt verdubbelde tegenover de vorige generatie. Vorig jaar zag dan USB 3.1 het levenslicht. USB 3.1 levert 10 Gbps en maximaal 20 volt en vijf ampère.
Type-A: de moeder aller poorten
De USB 1.1, 2.0 en 3.0-standaard maakten gebruik van dezelfde poort: Type A. De Type A-poort is de klassieke USB-poort en haar uiterlijk bleef sinds 1998 onveranderd. Hoewel opeenvolgende usb-standaarden geavanceerder werden, bleef het binnenwerk van de poort op zo’n manier geordend dat nieuwere standaarden fysiek compatibel bleven met oudere. Een USB 3.0-stick past dus in een USB 2.0-poort, aangezien beiden gebruik make van de Type A-aansluiting. Vandaag kan je een USB 3.0 Type-A-poort eenvoudig onderscheiden van een USB 2.0 Type-A-poort doormidden van het kleurtje: fabrikanten kiezen er meestal voor om de 3.0-poort een felblauw accent mee te geven.
Type-B: een allegaartje
Vandaag is Type A, zo’n 18 jaar na de introductie, nog steeds de populairste poort. In de loop der jaren ontstond ook Type B. Onder Type B schuilen een heleboel verschillende aansluitingen. Denk aan de microUSB-aansuiting van je smartphone of tablet en de Standaard-B-aansluiting van je printer. Die gebruikte aansluiting staat echter los van de gebruikte standaard.
Type-C: klaar voor de toekomst
De vorig jaar geïntroduceerde USB Type-C-poort is dus een nieuw soort fysieke aansluiting. USB Type-C moet de vertrouwde USB Type-A-poort op termijn vervangen. De aansluiting moet bovendien komaf maken met het allegaartje aan Type-B-aansluitingen, zodat ook die op termijn verdwijnen. Het plan van de ontwikkelaars is dat ieder toestel, groot en klein, een USB Type-C-poort kan bezitten.
De Type-C-poort brengt fysiek een heel aantal voordelen met zich mee. Ze heeft het formaat van een microUSB-aansluiting maar is veel robuuster. Bovendien heeft ze geen boven- of onderkant. Gedaan dus met friemelen en op de één of andere manier telkens drie keer proberen alvorens je kabeltje in de poort past. Langs de technische kant kan ze overweg met hogere transfersnelheden maar ook grotere hoeveelheden stroom. Via een USB Type-C-aansluiting kan je genoeg stroom sturen om een laptop op te laden. Wordt Type-C omarmt, dan kan je binnenkort je laptop op dezelfde manier opladen als je tablet of smartphone. De Type-C-poort werd ontwikkeld met de toekomst in het achterhoofd en moet dus net als de Type-A-poort meer dan een decennium lang relevant blijven.
Krachtige combinatie
De fysieke mogelijkheden van de Type-C worden in de praktijk gecombineerd met de mogelijkheden van de USB 3.1-standaard. Een Type-C-poort zal dus in de praktijk gekoppeld zijn aan een USB 3.1-controller. Dat hoeft echter niet: in theorie kunnen fabrikanten de Type-C-poort ook gebruiken voor oudere USB-versies aan te sluiten.
De Type-C-aansluiting zal naar alle waarschijnlijkheid haar weg vinden naar zowat alle gadgets en toestellen. Zo kan je binnenkort alles met eenzelfde soort kabel opladen, van je smartphone over je tablet tot je laptop, maar ook je smartwatch of je fototoestel. Type-C-kabels hebben in de praktijk twee identieke uiteindes. Het ene past in de computer, het andere in het gadget zoals de harde schijf of de smartphone.
Gezond verstand
Sommige fabrikanten slagen er echter in om van dat enorme voordeel een geweldig nadeel te maken. Denk maar aan de MacBook van Apple, of de Galaxy Tab Pro S van Samsung. Beide fabrikanten begrepen dat de combinatie van USB 3.1 en Type-C betekent dat één poort alle functies op zich kan nemen, van het opladen tot het verbinden van randapparatuur. Ze besloten vervolgens op welgeteld één poort op hun respectievelijke toestellen te plaatsen. Opladen én een externe harde schijf aansluiten? Pech! Tenzij je extra geld uitgeeft aan een adapter natuurlijk. De nieuwste USB-poort kan alles, maar dat betekent natuurlijk niet dat een toestel maar één dergelijke poort moet bezitten.
De toekomst
Samengevat is Type-C dus de naam van de poort, terwijl 3.1 het volgnummer van de standaard is. Een dergelijk onderscheid is pas sinds een jaar relevant. Voordien bleef de poort (Type-A) onveranderd, zodat enkel de standaard relevant was.
USB Type-C is de toekomst. Kan je kiezen tussen een toestel met en één zonder de aansluiting, dan geniet dat met Type-C de voorkeur. De USB-standaard zal blijven evolueren, maar USB 4.0 zal ook werken met de Type-C-poort en zal compatibel zijn met oudere USB 3.1 Type-C-aansluitingen, net zoals een klassieke USB 3.0 Type-A-stekker vandaag in een USB 2.0 Type-A-poort past.