Slimme energiemeters rekenen 500 procent te veel aan

Samenvatting:
Tegen 2020 moeten alle Nederlandse gezinnen een slimme energiemeter in huis hebben. Deze toestellen meten echter tot wel zes keer zoveel als wat je daadwerkelijk verbruikt.

De universiteit van Twente heeft in samenwerking met de hogeschool van Amsterdam een onderzoek gedaan naar de correctheid van slimme meters. In Nederland worden steeds meer traditionele energiemeters vervangen door elektronische varianten. Eén van deze varianten is een slimme meter, waarvan de Nederlandse overheid wil dat al zijn inwoners er één hebben tegen 2020.

In België zijn er gesprekken bezig om ook de overstap naar slimme meters te maken. “In Europa zijn we bij de laatsten, er is geen tijd meer te verliezen,” zei Open VLD-minister Bart Tommelein een maand geleden in de Energiecommissie. Door slimme meters uit te rollen kan het algemene verbruik beter worden opgemeten, waardoor de energiecentrales beter afgesteld kunnen worden op de vraag. Zo luidt alleszins de boodschap wanneer naar de voordelen van dergelijke meters wordt gevraagd. Uit het onderzoek van de Nederlandse scholen blijkt echter dat er een belangrijke keerzijde aan de medaille is: de slimme meters meten tot wel zes keer zoveel energie als wat je daadwerkelijk verbruikt.

Foutieve metingen

Er waren al enige tijd geruchten in omloop dat de slimme energiemeters te hoge waarden maten, waardoor professor Frank Leferink besloot om de toestellen eens onder de loep te nemen. Samen met een team onderzoekers testte hij negen verschillende elektronische meters die gebouwd warden tussen 2004 en 2014. De meters werden via elektrische schakelborden verbonden met een waaier van toestellen, waaronder verwarming, LED-lampen en dimmers.

Uit de experimenten bleek dat vijf van de negen meters een veel te hoge hoeveelheid energie maten. Eén van de toestellen legde zelfs een meting vast die 582 procent hoger was dan de werkelijkheid. Ook waren er twee meters die 30 procent te weinig stroomverbruik opmaten.

Stroomvervuiling

Volgens professor Leferink en zijn collega’s is het probleem te wijten aan moderne schakeltoestellen die minder energie verbruiken. Deze toestellen zorgen ervoor dat de stroom die wordt verbruikt niet langer een perfecte sinusvorm heeft, wat de slimme meters in de war brengt. De makers van de energiemeters hebben niet voldoende rekening gehouden met moderne schakeltoestellen, met incorrecte metingen tot gevolg.

Verder zijn er twee soorten slimme meters die je kan onderscheiden. De eerste soort maakt gebruik van een Rogowski-spoel om zijn metingen uit te voeren. De slimme meters die deze component bevatten, maten tijdens de experimenten te veel energie. De tweede groep slimme meters maakt gebruik van een Hall-sensor en meten te weinig energie. Ondanks de verschillen tussen de slimme meters die werden getest, voldoen ze stuk voor stuk aan de richtlijnen. Hierdoor zijn naar schatting bij zo’n 750.000 Nederlandse gezinnen slechte meters geïnstalleerd.

Slechte inspectiemethode

Jammer genoeg is er weinig dat je kan doen wanneer je vermoedt dat je slimme energiemeter foutieve metingen maakt. Je kan een inspectiebedrijf laten komen, maar de gestandaardiseerde test die de firma’s gebruiken houden net zo goed te weinig rekening met toestellen die de stroomgolven vervuilen. De kans is hierdoor klein dat er een fout aan het licht zal komen, waarna je moet opdraaien voor de kosten van het inspectiebedrijf en nog steeds een te hoge energiefactuur voorgeschoteld krijgt.